Het ontstaan van de Krottepoffers
Eind zestiger jaren; Studentenclub St. Petrus-Canisius wankelt. Ze is de tijd enigszins ontgroeid. Het onderscheid tussen studerende en werkende klasse vervaagt. De leiding verdwijnt stilaan. Ze zoekt opvolgers. Jongeren zoeken en vinden hun vertier elders. Activiteiten van voorbije jaren slaan niet meer aan. Eigenlijk hebben de Krottepoffers hun ontstaan te danken aan de teloorgang van de studentenclub.
Begin zeventiger jaren; Tjeu Litjens, student aan de Sociale Academie, zet in Nederweert een stageproject op’. Doelgroep is de jeugd van twaalf tot zestien jaar. Zijn organsatie werkt onder de naam Open Huis. Activiteiten voor de jeugd zullen in gemeenschapshuis de Pinnenhof plaatsvinden. Na vertrek van Litjens zetten vrijwilligers zijn werk voort in het patronaatsgebouw op de hoek Schoolstraat-Kapelaniestraat. Hier zal een jongerencentrum komen met een ontspanningsruimte en hobbyclubs. Als naam voor dit centrum wordt gekozen voor Krottepofhof. De Krottepofhof komt als jongerencentrum niet echt van de grond. Slechts één werkgroep schiet wortel; de werkgroep toneel. Een ‘lijntje’ naar de Krottepoffers ligt voor de hand.
Oprichting 5 oktober 1972
Jan Vaes, Henk Dielissen, Ans Poell en Jeannette Hoeben nemen het initiatief tot het oprichten van een toneelvereniging. De oprichtingsvergadering trekt niet veel belangstellenden. Behalve de initiatiefnemers zijn verder Jos Koppen, Harrie Poell, Marcel Giesendorf en Liesbeth Graat aanwezig. Jeannette, Harrie, Henk en Jan zijn nog steeds actief lid. De notulen van de bijeenkomst staan vermeld op een vodje papier dat nog steeds in de archieven aanwezig is. De groep wil binnen de Krottepofhof zo zelfstandig mogelijk gaan opereren. Eventuele winsten zullen ten goede komen aan het comité Open Jongerenwerk, onder welke naam de Krottepofhof bij de gemeente officieel te boek staat.
De naam
De naam van de toneelgroep wordt ontleend aan de al genoemde Krottepofhof. Over het ontstaan doet het volgende verhaal de ronde: “As de booreminse vreuger krotte haaje geschoefeldj, gïnge ze de póf van heur bóks drinke”.(Krottepoffers) In het Weertlands woordenboek staat een inhoudelijk vergelijkbare verklaring. Of deze bewering wel of niet op waarheid berust, hindert niet. De naam ligt lekker in het gehoor en klinkt Nederweerts. De Krottepoffers gaan een bruisend leven tegemoet.
Advies (1973)
Maar hoe te beginnen? Welk repertoire te spelen? Voor wie? Jan Vaes gaat te rade bij een oude rot in het vak: Toon Janssen (Toeën van Panne Jan) Hij had zijn sporen ruimschoots verdiend bij toneelvereniging Mereveld en Belcanto. Hij speelde mee in stukken als Leontientje, Potasch, Perlemoer met vakantie, Pygmalion, Schinderhannes. Zijn advies was kort en bondig: “Begintj d’r neet aan, Jan, det löktj uch noeëts, d’n tillevisie heet alles kepot gemaaktj”. Maar goed dat Jan toentertijd de goede raad niet heeft opgevolgd.
Jeugdtoneel (1974)
Om nou direct voor volwassenen te gaan spelen, dat durven de leden van het eerste uur nog niet aan. Voor de jeugd…dat lijkt makkelijker! De repetities beginnen. Henk Dielissen is de eerste regisseur. Veel geld is er niet. Als decor wordt zwarte plastic gebruikt. Zetstukken worden van karton gemaakt.
Ondertussen is de toneelgroep ingeschreven als lid bij het Nederlands Centrum Amateurtoneel (N.C.A.). Auteursrechten worden betaald, vergunningen bij de gemeente aangevraagd. Weldra treden de Krottepoffers met hun eerste stuk naar buiten: Over Ploef, de domme boef. De première vindt plaats op 26 januari 1974 in de Pinnenhof. Een schaarse verlichting belicht het podium. Reclame is genoeg gemaakt. Voor alle zekerheid is er op de dag van de première een tweede voorstelling gepland. Boven alle verwachtingen worden de voorstellingen door 350 kinderen bezocht. Van dit stuk herinner ik mij de rol van Harrie Poell als “corrupte bankier”. Hij maakte het zo bont dat hij ternauwernood ontkwam aan de woedend graaiende kinderhandjes die hem aan de slup van zijn jas van het podium wilden trekken. Voldaan vieren de Krottepoffers het premièrefeest in het toenmalige café ’t Babbeltje. Vervolgens zijn alle kerkdorpen van Nederweert aan de beurt. In totaal bezoeken 1068 kinderen de voorstellingen. Volgens planning zal de aanzienlijke winst naar de kas van het comité Open Jongerenwerk vloeien. Echter het jongerencentrum komt niet van de grond. Gebrek aan mankracht en animo doen het comité besluiten te stoppen.
De eerste jaren wordt alleen voor de jeugd van de basisscholen gespeeld. Op bijna elke basisschool van Nederweert en Ospel werkt wel een juf of meester die lid is van de Krottepoffers. De kinderen kopen de kaartjes dan ook meestal op school. Onverminderd bezoeken grote aantallen kinderen de voorstellingen. In totaal zijn tot nu toe 18 toneelstukken, met telkens tien tot twaalf uitvoeringen, voor de jeugd gerealiseerd.
Bonte avonden (1976)
Begin zeventiger jaren is carnavalsvereniging de Pinmaekers in een diepe crisis beland. Enkele jaren op rij zijn er geen bonte avonden en zelfs geen optocht. In 1974 wordt de vereniging overeind geholpen op initiatief van Jaap Kaan en langzamerhand begint alles weer te draaien. Aan plaatselijke verenigingen, zoals Belcanto en de Krottepoffers, wordt gevraagd een bijdrage aan de bonte avond te leveren. Gerard Kessels schrijft het sketchje “Sociale zaken”, waarin een aantal personen bij de gemeente aanklopt voor een uitkering. Tijdens de generale repetitie loop het voor geen meter en de organisatie ziet toe met bezorgde blikken. De sketch wordt echter een groot succes. Als slot van de avond wordt voor het eerst “Waat tünktj-uch” ten tonele gebracht. Actuele zaken, personen uit de politiek en verenigingen uit Nederweert worden op de korrel genomen. Deze act is gebaseerd op een succesformule “Farce Majeure” destijds uitgezonden door de NCRV.
In 1980 doen de Krottepffers uit protest niet mee aan de bonte avond. De vereniging vindt het maar niks dat de zogenaamde gecontracteerde artiesten na een optreden de zaal met een goed gevulde envelop verlaten. Een bonte avond met uitsluitend ‘eigen artiesten’ moet mogelijk zijn.
In 1998 doet de vereniging voor het laatst onder de naam Krottepoffers mee aan de bonte avonden van de Pinmaekers. Na 47 sketches valt het doek.Enkele leden gaan door onder de naam “Önger-os” en doen heden ten dage nog steeds mee met een nieuwe succesformule. De Remundsje vröllie.
Toneelproducties voor volwassenen (1978)
In 1978 bestaat gemeenschapshuis de Pinnenhof tien jaar. Dit moet natuurlijk gevierd worden. Het wordt een feestweek met een groot aantal activiteiten. De Krottepoffers zullen ook meedoen. Gerard Kessels krijgt de opdracht een toneelstuk te schrijven. Het wönger van Kale ziet het daglicht. Het stuk speelt zich af in de buurtschap Caelen. De bewoners zijn Weertenaren, maar voelen zich Nederweertenaren. Een aantal bewoners houdt acties die tot aansluiting bij Nederweert moeten leiden. Ook de heiligen van Caelen gaan zich met de kwestie bemoeien. Antonius, van oorsprong een Nederweerter heilige, neemt het op voor de mensen van Caelen. Zijn ouderlijk huis zou op de plek van het toenmalige waterpompstation naast de kapel gestaan hebben. Zijn buurman – de H. Hieronymus- is een Weertenaar en kiest in het conflict die kant. De kapel lag toen net aan de Nederweerter kant van de grens met Weert. Deze productie is echter niet avondvullend. Er moet nog iets bij. Het idee wordt geopperd om eens te gaan neuzen in de revuestukken van Harrie Coumand (lid van de vroegere club Mereveld) De Neeuwwieërter opera lijkt wel aardig om als voorafje op te voeren. Geschreven in de dertiger jaren, gebaseerd op een serie ijzersterke, populaire opera- en operettemelodieën en voorzien van pittige teksten in het Nederweerter dialect. De voorstellingen zijn een groot succes. Gerard Kessels krijgt nu de smaak te pakken en schrijft nog een aantal toneelstukken voor de Krottepoffers. Alle doorspekt met de Gerard zo eigen humor. Het successtuk (in een reeks van zestien producties) wordt in 1983 opgevoerd: Laotj pestoeër mer gewaere. Gerard schrijft het eerste bedrijf als hij nog in Nederweert woont. Het tweede bedrijf komt pas veel later en wordt per post toegestuurd vanuit Bonn, waar hij als correspondent van de Limburger werkt. De repetities zijn in volle gang als deel twee van het stuk met een zucht van verlichting wordt ontvangen en vervolgens razendsnel moet worden ingestudeerd. Het stuk speelt zich af in de Tweede Wereldoorlog. Nederweert wordt bezet door de Duitsers. Ook de pastoor (Jan Vaes) krijgt te maken met de Feldwebels. Die klagen bij de pastoor over de kwaliteit van de braadworst in Nederweert, waarop de pastoor laconiek vraagt: “Waren Sie schon bei Wiek?” (een toentertijd zeer bekende slagerij in Nederweert) De zaal lag plat.
Actief en bloeiend
Toneelvereniging de Krottepoffers is een actieve toneelvereniging die zich bezig houdt met toneel voor jong en oud. Zij richt zich zowel op jeugdig als op volwassen publiek. De voorstellingen worden opgevoerd in gemeenschapshuis de Pinnenhof. In de opgevoerde toneelstukken neemt humor een belangrijke plaats in. Naast de in het voorgaande vermelde producties completeren twaalf straattheaterstukken en zes wagenspelen het totale oeuvre. Momenteel wordt de vereniging geleid door een bestuur van zes personen onder leiding van voorzitter Herman van den Broek. De club heeft een groot aantal spelende leden en is self-supporting op het gebied van decor, licht, geluid, kleding en grime De ontwikkeling van het ledenbestand in de laatste jaren is heel verheugend. Een dreigende vergrijzing is tenietgedaan door de komst van een flink aantal jeugdige leden.
Bron: “Biekaer” nummer 4 november 2006